Vogels
Het eerste dat je opvalt als je in de zomer naar de Færøer afreist, is het grote aantal broedvogels. Duizenden vogels komen elke zomer naar de Færøer om te broeden. Duizenden en duizenden papegaaiduikers vliegen over je hoofd; zwarte zeekliffen zijn volledig wit geschilderd door het grote aantal vogels dat daar broedt; het constante en krachtige gebrul van duizenden drieteenmeeuwen die tegelijkertijd roepen; de kracht van een jan-van-gent als het duikt en het water binnendringt als een torpedo in de jacht op vis. Dit zijn slechts een paar dingen die je kunt ervaren tijdens het kijken naar de vogels van de Færøer.
Hoewel (zeldzame) vogels overal kunnen opduiken is de kans groter dat je ze vindt op de noordelijke, zuidelijke, oostelijke en meest westelijke punten van de eilanden. Uiteraard is de locatie afhankelijk van de dominante wind, maar de uithoeken van de eilanden zijn het eerste stuk land wat de vogels zien. Dit zorgt ervoor dat eilanden zoals Svínoy, Fugloy, Mykines en Suduroy enkele van de beste hotspots zijn om vogels te spotten.
Het Færøerse landschap is zowel behulpzaam als een uitdaging voor de vogels. Door het gebrek aan bomen komen vogels vaak uit in tuinen, dorpen of plantages. In de herfst van 2009 zijn er in één achtertuin 9 vogels gevonden: twee Noordse Boszangers (Arctic Warbler), twee bladkoningen (Yellow-Browed Warbler) een Sperwergrasmus (Barred Warbler), twee Tjiftjafs, een Zanglijster (Song Thrush) en een Beflijster (Ring Ouzel). Deze vogels zijn dus in principe niet moeilijk om te vinden, maar ben je benieuwd naar Piepers (pipits ) of Gorzen (buntings), dan wordt het lastiger. Deze vogels houden namelijk van grasland, en dat vind je op de Faroer in overvloed.
Er zijn op de Færøer ongeveer 300 verschillende vogelsoorten geregistreerd, maar ongeveer 100 hiervan zijn reguliere migranten of broedvogels. Dit betekent dat ongeveer 200 soorten zeldzame migranten zijn en er elk jaar nieuwe vogels aan de nationale lijst worden toegevoegd.
Lente migratie
In het voorjaar vind je op de Færøer vooral, hoe kan het ook anders, voorjaarsschieters. Dat zijn vogels die verder noordelijker vliegen dan hun broedplaatsen. Dit houdt in dat je vooral vogels uit Midden- en Zuid-Europa tegenkomt. Sommige vogels die in mei arriveren blijven ‘hangen’ en doen broedpogingen. Zowel een mannelijke als een vrouwelijke Baardgrasmus (Subalpine Warbler) werden gespot van half mei tot minstens juni. Als er een zuidoostelijke wind staat in mei vind je overal zangvogels.
Herfst migratie
Misschien wel de meest interessante tijd om naar zeldzame vogels te zoeken is de herfst. Herfstmigratie omvat zowel driftmigranten uit Scandinavië als vogels uit het Verre Oosten die de zogenaamde omgekeerde migratie uitvoeren – bijvoorbeeld naar het noordwesten in plaats van naar het zuidoosten. Dit betekent dat er jaarlijks goede aantallen bladkoningen (Yellow-Browed Warbler) worden geregistreerd. Andere veel voorkomende omgekeerde migranten zijn onder meer Sperwergrasmus (Barred Warbler) – ongeveer 1 van elke 10 sylvia-warblers die in de Faroer zijn geregistreerd, is een sperwergrasmus (Barred Warbler). De meeste oostelijke vogels komen aan tijdens dagen met oostelijke wind. De beste plaatsen zijn, zoals in het voorjaar, de punten die de vogels het eerst zien wanneer ze vanuit de oceaan binnenvliegen. Enkele goede plekken zijn Svínoy, Mykines en Suðuroy – maar let op: er kunnen overal zeldzaamheden opduiken.
Er zijn met enige regelmaat ook Amerikaanse vogels te zien in de herfst. Denk hierbij aan de Noord Amerikaanse Roerdomp (American Bitterns), Amerikaanse Nachtzwaluw (Common Nighthawk), Amerikaanse meerkoet (American Coot) en de Canadese Kraanvogel (Sandhill Crane). De komst van Amerikaanse zangvogels vereist bepaalde weersomstandigheden. Een snel bewegende lage druk richting het noorden, langs de oostkust van Noord-Amerika, vervolgens ten oosten van Newfoundland en tot slot het bereiken van de Færøer, bij voorkeur binnen 48 uur.